Brief uit Chatham
’s Lands schip van oorlog de ‘Hercules’
Op 7 Juni 1796 geeft Vice-admiraal de Winter order aan alle commandanten van ’s Lands oorlogschepen zich het nummer van hun ‘spreekwimpel’ toe te eigenen dat op een lijst bij ieder schip stond aangegeven, het nummer van de Hercules was no. 7 onder bevel van kapitein G.J. van Rijsoort.
De Hercules bevindt zich als onderdeel van een eskader onder schout bij nacht J.A. Bloys van Treslong op het Noorderdiep voor Hellevoetsluis (de andere schepen waren de ‘Brutus’, de ‘Delft’, de’ Furie’ en de ‘Galathée’. Tijdens de zeeslag bij Kamperduin op 11 oktober 1797, werd de Hercules al relatief vroeg in de strijd uitgeschakeld.

Een schilderij van Sir Thomas Whitcombe met links de Vryheid te herkennen aan de blauwe Admiraalsvlag. Uiterst rechts de onfortuinlijke in brandgeschoten Hercules.
Brief uit Chatham
De (van Deense komaf) luitenant Duus schreef eind november 1797 een brief aan een vriend vanuit Chatham alwaar hij in krijgsgevangenschap verbleef.
Om 12.30 barstte de strijd los met enorm veel vuurkracht. Het Britse schip de HMS Triumph (84 kanons) viel de Hercules aan. De Triumph naderde de Hercules tot zo’n 50 meter. Na drie kwartier van hevig boord aan boord vechten, was de HMS Triumph genoodzaakt de Hercules te ‘verlaten’ en er waren reeds uitroepen van overwinning, echter de batterijen lagen vol met gewonde en dode manschappen. Teveel om onmiddellijk op te ruimen. Niettemin begon de Hercules na enkele minuten een Brits linieschip met 74 kanons aan te vallen. Tot ongeveer 14.00 was alles in het voordeel van de Hercules, tot het de vijand lukte om de Campagne van de Hercules in brand te schieten. Op dit moment werd ook de linkerarm van de kapitein afgeschoten, hij viel op het dek en werd naar het gewondenverband gebracht. Twee kisten met granaten explodeerde en dit zette het schip nog verder in vuur en vlam, zodanig dat het niet meer binnen afzienbare tijd kon worden geblust. Ondanks de brand op het bovendek bleef de gehele onderbatterij doorvuren, terwijl de manschappen op de bovendekken alles deden om het vuur te blussen. Binnen een half uur waren niet alleen de hutten maar ook de gehele bezaansmast met alle zeilen geheel in vlammen en moest overboord gekapt worden.
Zowel de vijandige schepen als die van de Bataafsche vloot vluchtten allen weg bij de Hercules, vanwege het enorme explosie gevaar met de grote hoeveelheden kruit aan boord. Een aantal manschappen poogden in wanhoop in een inderhaast te water gelaten boot te ontkomen aan het gevaar, echter de boot was al eerder doorzeefd en 31 manschappen kwamen bij deze poging om het leven.
De overgebleven zeelieden werkten met de dood voor ogen om de felle brand te blussen toen de op sterven liggende kapitein van Rijsoort het bevel gaf om de kruitkamer te openen en de circa 18.000 Kg kruit aldaar aanwezig in vaten en kardoezen over boord te gooien. Toen men ongeveer de helft van dit karwei geklaard had, veranderde de windrichting en viel het schip af waardoor de vlammen en de rook die eerst van het schip afwaaiden nu over maar ook in het schip terecht kwamen. De kruitkamer was open en vanwege de inkomende rook was het onmogelijk om de brand verder te blussen.
Enkele manschappen die konden zwemmen, sprongen overboord, maar aangezien er binnen ¼ mijl geen boot te bekennen was verdronken zij allen, behalve twee van hen die weer aan boord terug konden komen. De overgebleven manschappen renden in hun wanhoop heen en weer op het schip, totdat men er in slaagde om het anker uit te brengen waardoor het schip zwaaide en de vlammen en de rook weer over boord waaiden. Men begon met hernieuwde krachten en moed wederom de brand te blussen en het kruit overboord te werken. Het overige kruit werd binnen een half uur verwijderd uit de kruitkamer. Om ongeveer 20.00 uur was het vuur eindelijk onder controle.
Echter op dat moment naderde de HMS Triumph die haar eigen vloot ook had verlaten opnieuw de Hercules. Vanuit de hulpeloze situatie was de Hercules gedwongen om de wimpel te strijken (de vlag was al verbrand!) en het schip en de bemanning over te geven.
De bemanning werd edelmoedig behandeld. De officieren hadden al hun kleding en bezittingen aan boord verloren, en de Engelsche officieren hielpen de Bataafsche officieren met het meest essentiële. Kapitein Van Rijsoort was overleden en de Luitenant-Commandant Musqetier was verbrand aan zijn gezicht.
De lyste der dooden en geblesseerden aan boord der in ’s vyands magt gevallen Schepen, vermeld dat aan boord van de Hercules van de intotaal 450 manschappen aan boord, 22 Onder-Officieren en gemenen onder de dooden waren te betreuren en 25 Onder-Officieren en gemenen gewond waren.